Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Al de schapen van [36]Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van [37]Nebajoth zullen u dienen; zij zullen [38]met welgevallen [39]komen op Mijn altaar, en Ik zal [40]het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken. 36. Dat is, der Kedarenen. Van deze volken, zie de aantekening Ps.120:5; zij waren Ismaelieten in Arabie, nakomelingen van Abraham uit Ketura. Zie hfdst.21 vs.13,17; Jer.49:28,29,32. 37. Dat is, der Nebathieten, in het steenachtige Arabie; zij waren nakomelingen van Nebajoth, den zoon van Ismael, Gen.25:13. Hier wordt geprofeteerd dat Abrahams zaad naar het vlees ook zijne kinderen naar het geloof worden en God dienen zouden met den geestelijken godsdienst van het Nieuwe Testament. Vergelijk Mal.1:11. 38. Of, met gunst, met geneigden wil; alzo dat mij hun godsdienst aangenaam is. 39. Dat is, geofferd worden. De zin is: dat die natien zichzelven vrijwilliglijk op het altaar van Christus zouden overgeven tot een levende, heilige en Gode welbehagende offerande, gelijk de apostel spreekt Rom.12:1. 40. Of, mijn heerlijk huis, dat is mijne kerk, of gemeente der gelovigen, gebouwd van levende stenen, 1 Petr.2:5.